We beginnen met alcuni fatti (wat feitjes)…
Alcuni fatti
Het Italiaans voetbalelftal heeft als bijnaam La Squadra Azzurra (het blauwe team) of Gli Azzurri (blauwen of blauwhemden). De azuurblauwe voetbaluitrusting was in 1911 een eerbetoon aan de Casa de Savoia (het Italiaanse Koninklijk Huis). De koninklijke familie was katholiek en hadden een bijzondere vering voor de Maagd Maria (in de iconografie afgebeeld met een azuurblauwe mantel). De kleur is in het tenue gebleven en zo kreeg het elftal haar bijnaam.
Het is niet voor het eerst dat Italië een titel wint. Zij werden eerder campione d’Europa (Europees kampioen) in 1968 en zelfs viermaal campione del mondo (wereldkampioen) in 1934, 1938, 1982 en 2006!
Fonte: https://www.cosiddetto.be/italie-in-het-nieuws/wat-de-maagd-maria-te-maken-heeft-met-het-italiaanse-nationale-elftal/
Opdracht 1. Voetbalvocabulaire
Ik ben benieuwd… welke van de onderstaande woorden ken je al? Schrijf ze voor jezelf op.
Opdracht 2. Lastig?
Probeer de plaatjes dan maar eens te matchen met de onderstaande woorden.
a. il cartellino giallo
b. la porta
c. la coppa
d. il portiere
e. l’arbitro
f. il cartellino rosso
g. l’allenatore
h. la squadra
i. i tifosi
j. il campo
k. il pallone
l. lo stadio
Opdracht 3. Tijdens een voetbalwedstrijdverslag zal je de onderstaande zinnen vaak horen. Weet jij de vertaling van de zinnen?
1. Segnare un gol
2. Tirare la palla
3. Passare la palla ad un altro giocatore
4. Tirare il calcio di rigore
5. Tirare la punizione
6. Vincere / perdere una partita
7. Giocare una partita
8. Fare un fallo
A. Schieten met de bal
B. Een wedstrijd winnen/ verliezen
C. Een doelpunt maken
D. De bal passen naar een andere speler
E. Een fout maken
F. Een vrije trap nemen
G. Een strafschop nemen
H. Een wedstrijd spelen
Gli azzurri ce l’hanno fatta!
En tot slot nog een korte uitleg over het werkwoord farcela. Heb je een Italiaan al eens horen zeggen Ce l’ho fatta?! En weet je wat het betekent?
Hij zegt dan eigenlijk ‘het is me gelukt!’ of ‘Ik heb het geflikt!’
Zo kun je er ook mee zeggen dat iets je niet lukt: Non ce la faccio.
Of dat je iets helemaal niet meer trekt: Non ce la faccio più!
In de voltooide tijd beïnvloedt het voornaamwoord la het voltooid deelwoord fatto (dat wordt fatta) en het werkwoord ziet er dus zo uit als je het vervoegt:
(io) ce l’ho fatta
(tu) ce l’hai fatta
(lui/lei/Lei) ce l’ha fatta
(noi) ce l’abbiamo fatta
(voi) ce l’avete fatta
(loro) ce l’hanno fatta
Probeer jij het nu eens en vertaal de volgende zinnetjes zonder te spieken:
1, Het lukt hem niet.
2. Het is jou niet gelukt.
3. Het is het blauwe team gelukt!
4. Wij trekken het niet meer!
Antwoorden:
- Non ce la fa.
- Non ce l’hai fatta.
- La squadra azzurra ce l’ha fatta / gli azzurri ce l’hanno fatta
- Non ce la facciamo più.