In de taalles van vandaag gaan we het hebben over de klemtoon in werkwoordsvervoegingen. Die kan namelijk soms best lastig zijn. Ik heb mijn best gedaan om er weer een mooi filmpje bij te maken 😉

De klemtoon bij de werkwoordsvervoegingen

Zoals je misschien al weet, heb je in het Italiaans regelmatige werkwoorden op -are-ere en op -ire. Deze laatste groep valt weer te verdelen in twee groepen, waarbij de tweede groep -isc- ingevoegd wordt in het enkelvoud en in de derde persoon meervoud.

Zie hieronder de vervoegingen van de werkwoorden pensare (denken), prendere (nemen), dormire (slapen) en capire (begrijpen).

Ik heb met een dikgedrukte letter aangegeven waar de klemtoon ligt.

Pensare Prendere Dormire Capire
io Penso Prendo Dormo Capisco
tu Pensi Prendi Dormi Capisci
lui/lei/Lei Pensa Prende Dorme Capisce
noi Pensiamo Prendiamo Dormiamo Capiamo
voi Pensate Prendete Dormite Capite
loro Pensano Prendono Dormono Capiscono

De klemtoon in het hele werkwoord

Bij het hele werkwoord ligt de klemtoon op de eennalaatste lettergreep, zoals in pensare, dormire en capire. Met name werkwoorden op –ere hebben de klemtoon in het hele werkwoord vaak op de eerste lettergreep:

Vergelijk maar eens:

prendere
credere (geloven)
scrivere (schrijven)

maar:

vedere (zien)
avere (hebben – onregelmatig)

De klemtoon bij de vervoegingen

1. Bij noi en voi ligt de klemtoon bij ALLE werkwoorden op de eennalaatste lettergreep (dus bijvoorbeeld bij pensare op de -a- van -iamo en de -a- van –ate).

2. Bij de overige vervoegingen van de groep werkwoorden als capire, zoals ook bijvoorbeeld finire (be)ëindigen) en preferire (liever hebben), ligt de klemtoon altijd op de –i– van –isc-.

3. Voor alle werkwoorden op –are, –ere en –ire geldt dat de klemtoon in de derde persoon meervoud (dus bij loro) altijd daar ligt waar hij ook in het enkelvoud ligt (bij iotului/lei/Lei). Waar de klemtoon in het enkelvoud ligt, kan per werkwoord verschillen. Vaak ligt hij op de eennalaatste lettergreep (zoals in pensa of prende), maar niet altijd (zoals in abita):

Bijvoorbeeld:
lui pensa – loro pensano
lei prende – loro prendono
lui abita – loro abitano
Lei dorme – loro dormono
lui telefona – loro telefonano
lei organizza – loro organizzano

Snap je hem nog?

Laten we het oefenen! Spreek de volgende woorden uit:

1. finisci
2. preferiscono
3. chiama
4. pensiamo
5. capite
6. imparano
7. telefona
8. vivono
9. viviamo
10. parte
11. partono
12. partiamo
13. abiti
14. abitate
15. abitano

Gelukt? Check het met behulp van de video hieronder!