Vandaag gaat de taalles over het avverbio, oftewel het bijwoord. Ik leg je in een video precies uit wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord en waarom dat juist in het Italiaans zo belangrijk is. Uiteraard krijg je ook weer een oefening om je kennis te testen.

Daar gaan we dan! Andiamo!

Opdracht 1: Kijk eens naar de onderstaande twee zinnen. Wat is volgens jou het verschil als je kijkt naar het woord ‘perfect’?

1. Hij spreekt perfect Nederlands.
2. Deze computer is perfect.

___________________________________________
___________________________________________
___________________________________________
___________________________________________

In welke van de twee zinnen is perfect een bijvoeglijk naamwoord (aggettivo) en in welke een bijwoord (avverbio)? Kun je uitleggen waarom?


Opdracht 2: Kijk nu naar de video. Klopt je uitleg bij opdracht 1? 


Opdracht 3: Laten we kijken of je het begrepen hebt! Vertaal de volgende zinnen naar het Italiaans, onderstreep de bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden en geef aan waar deze naar verwijzen.

  1. Zij is heel moe.
  2. Normaal gesproken neemt hij de bus.
  3. Eigenlijk zijn zij heel sympathiek.
  4. Wij spreken heel langzaam.
  5. De telefoons zijn nieuw.
  6. Deze pizza is heel lekker.
  7. Weinig mensen (personen) weten het.
  8. Zij luisteren heel oplettend.
  9. Jij eet weinig.
  10. Jij eet weinig pasta.

 


Antwoorden oefening: 

De dikgedrukte woorden zijn bijwoorden, de schuingedrukte woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden.

 

  1. Lei e’ molto stanca. [‘molto’ verwijst naar ‘stanca’; ‘stanca’ verwijst naar het onderwerp ‘lei’]
  2. Normalmente prende l’autobus. [‘normalmente’ verwijst naar de hele zin]
  3. Veramente sono molto simpatici. [‘veramente’ verwijst naar de hele zin; ‘molto’ verwijst naar ‘simpatici’; ‘simpatici’ naar het onderwerp (loro)]
  4. Parliamo molto lentamente. [‘molto’ verwijst naar ‘lentamente’; ‘lentamente’ verwijst naar het werkwoord ‘parliamo’]
  5. I telefoni sono nuovi. [‘nuovi’ verwijst naar ‘i telefoni’]
  6. La pizza e’ molto buona. [‘molto’ verwijst naar ‘buona’; ‘buona’ verwijst naar het onderwerp ‘la pizza’]
  7. Poche persone lo sanno. [‘poche’ verwijst naar ‘persone’]
  8. Ascoltano molto attentamente. [‘molto’ verwijst naar ‘attentamente’; ‘attentamente’ verwijst naar het werkwoord ‘ascoltiamo’]
  9. Mangi poco. [‘poco’ verwijst naar het werkwoord ‘mangi’]
  10. Mangi poca pasta. [‘poca’ verwijst naar het zelfstandig naamwoord ‘pasta’]